Programmatoelichting

 

Requiems in de muziek zijn vaak kathedralen van composities, ontzagwekkende bouwwerken die oprijzen uit het klanklandschap in het aangezicht van de dood, zoals het Dies irae van Verdi. Of aangrijpende smeekbeden, zoals het Lacrimosa van Mozart. Het Requiem van Gabriel Fauré is een bijna intieme ontmoeting met de dood, een vredig verpozen in de serene warmte van het pastoraal aandoende Sanctus en de zacht wiegende begeleiding van het Agnus Dei. Niet voor niets noemde een tijdgenoot van Fauré het een ‘wiegelied van de dood’.

Fauré refereerde daar zelf aan in een interview in 1902 en voegde daaraan toe: ‘Dit is ook hoe ik de dood zie: als een gelukkige bevrijding, meer als een streven naar het geluk hierboven dan een pijnlijke ervaring. (…) ‘Wat mijn Requiem betreft, misschien heb ik ook instinctief geprobeerd te ontsnappen aan wat correct en juist wordt beschouwd, na al die jaren waarin ik op het orgel uitvaartdiensten heb begeleid! Ik ken het allemaal uit mijn hoofd. Ik wilde iets anders schrijven.’

 

 

Om die reden week hij ook behoorlijk af van de traditionele tekstindeling van de requiemmis. Zo liet hij het Dies irae (de dag des toorns) eruit, maar gebruikte wel de laatste strofe daarvan, Pie Jesu. Tot slot voegde hij het In paradisum toe, dat net als het Libera me niet officieel bij de requiemmis behoort.

Deze meer menselijke benadering van de dood is ook al aanwezig in het twintig jaar eerder gecomponeerde Deutsches Requiem van Brahms, met het innemende vierde deel ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, gebaseerd op psalm 84. Diezelfde psalm zette Fauré’s tijd- en landgenoot Camille Saint-Saëns in het Latijn (Quam dilecta) op muziek, in een harmonisch idioom dat al duidelijk een voet in de twintigste eeuw heeft gezet.

Een andere veel aangehaalde uitspraak van Fauré is dat hij zijn requiem niet naar aanleiding van een tragisch overlijden heeft gecomponeerd. ‘Mon Requiem a été composé pour rien – pour le plaisir, si j’ose dire’, schreef hij aan componist Maurice Emmanuel. ‘Ik schreef mijn Requiem voor het plezier.’ Een ander bekend werk schreef Fauré op 19-jarige leeftijd om een zeer prozaïsche reden, met zijn Cantique de Jean Racine deed hij mee aan de jaarlijkse compositieprijs op het conservatorium. Dat hij toen terecht de eerste prijs gewonnen had, blijkt wel: het is nog steeds een van de meest geliefde koorstukken. De ode aan de zeventiende-eeuwse Franse schrijver Jean Racine is gebaseerd op diens bewerking van de Latijnse hymne Consors paterni luminis.

Met Psalm 150, waarin de Heer wordt geloofd met harp, cither, snaren, fluit en slaande cymbalen, vieren we het honderdste geboortejaar van de Franse componist César Franck.

In tegenstelling tot het Ave Maria aan het begin van dit programma, het Weesgegroet dat door het hele kerkelijk jaar heen van toepassing is, is de Maria-antifoon Salve Regina specifiek voor de periode naar de advent. Poulenc schreef het in 1941, een aantal jaren nadat hij door de dood van een goede vriend en een pelgrimage naar de Zwarte Madonna van Rocamadour weer tot het geloof was teruggekeerd. Hoewel Poulencs 20ste-eeuwse idioom in eerste instantie vreemd kan klinken, is juist daardoor zijn smeekbede aan Maria van een onverwachte indringende intensiteit.

In Calme des nuits laat Saint-Saëns de nacht ongemerkt verkleuren door subtiel en bijna vanuit stilstand te veranderen van toonsoort, waarna hij als tegenhanger in tempo en stemming in Les fleurs et les arbres de natuur in het licht van de dag verklankt.

À Chloris, eigenlijk voor solo en piano gecomponeerd, is gebaseerd op een tekst van de zestiende-eeuwse dichter Théophile de Viau. Reynaldo Hahn is er knap in geslaagd dit lied een barokke touch te geven en toch in zijn eigen tijd te blijven.

Dirait-on is het slot van de vijfdelige cyclus Les chansons des roses op Franse teksten van Rainer Maria Rilke. In dit laatste lied brengt de Canadese componist Morten Lauridsen eerdere thema’s uit die cyclus bij elkaar in een haast volksliedachtige setting met elementen die voor hem typerend zijn voor de Franse muziek. Over typerend gesproken: dat geldt helemaal voor La mer van Charles Trenet, hier in een bewerking voor koor door Jurriaan Grootes.

 

Pay-Uun Hiu